Jacques de fatalist en zijn meester van Denis Diderot was lange tijd mijn lievelingsroman. Dat is te zien in Ramkoers.
U kunt de roman van Diderot hier bestellen als e-boek. Lees ook dit interview met Sander Becker in Trouw, die de relatie met Diderot als eerste opmerkte.
Voor de Volkskrant heb ik net een stuk over Diderot geschreven. Denis Diderot. Bij sommige mensen doet zijn naam nog vaag een belletje rinkelen, was dat niet die man van de Encyclopédie? Ja, dat was hij – helaas, want door die vervloekte Encyclopédie (overigens een heerlijke snoepdoos vol tegendraadsheid en ironie) is hij bij het grote publiek nauwelijks bekend als romancier. Terwijl Le Neveu de Rameau en Jacques le fataliste et son maître toch tot het mooiste behoren dat de Franse literatuur heeft voortgebracht.
Jacques le fataliste is de roman die mij aan het vertalen heeft gekregen. Al tijdens mijn studie Frans ben ik eraan begonnen, met natuurlijk de vreselijkste beginnersfouten ('cabaret' vertaald als 'cabaret' in plaats van 'herberg'). Het was ook de roman die ik als eerste aan een uitgever voorstelde. Jan Kuijper van Athenaeum-Polak & Van Gennep zag er wel wat in 'voor over een jaar of tien'; dat werd gelukkig een jaar of vijf, want anders zou ik ermee naar een andere uitgeverij zijn gestapt, en inmiddels had ik ook Adolphe van Benjamin Constant al met goed gevolg voor Athenaeum vertaald.
Kort gezegd: Jacques le fataliste was lange tijd mijn lievelingsroman. Toen ik het boek voor het eerst las, tijdens het tweedejaarscollege roman, had ik het gevoel dat de schellen me van de ogen vielen, en dat is eigenlijk nog steeds zo (niet het vallen, wel de gevolgen ervan). Milan Kundera gaf me een aantal jaren later een plausibele verklaring voor dat heldere inzicht: Diderot vertegenwoordigt een soort literatuur waarin de werkelijkheidsillusie al bij voorbaat wordt ontkracht, een speelse romankunst die zijn eigen kunstmatigheid niet alleen voor lief neemt maar ook ongegeneerd aan de dag legt, bijvoorbeeld door (zoals in Jacques le fataliste) een verteller op te voeren die in discussie gaat met de lezer, en die op een bepaald moment uitroept: 'Wat is het toch makkelijk om verhaaltjes te verzinnen!'
Ik wilde met Ramkoers geen Diderot-imitatie schrijven. De verteller in mijn roman verzint niets, maar kijkt toe (of doet alsof). Toch was Diderot een veel grotere inspiratiebron dan bijvoorbeeld Houellebecq. Het boek mag dan uit zijn voegen barsten van de hyperrealistische beschrijvingen, de ondertoon (of is het de boventoon) is en blijft grotesk, vooral door de aanwezigheid van de verteller – die dan misschien niet zo almachtig is als bij Diderot, maar zeker zo opvallend (om niet te zeggen irritant). Pas op de allerlaatste bladzijde reikt het boek een mogelijke oplossing aan voor de spanning tussen de groteske en de hyperrealistische kant. En dan nog.